In de tweede helft van de 19e eeuw nam het verkeer alsmaar toe door de groei van de haven. Sleperswagens, door paarden getrokken, hadden grote moeite om over de toenmalige ophaalbruggen te komen. Daarom zijn er een aantal vervangen door basculebruggen. Deze konden zonodig met de hand bewogen worden, maar dat was moeizaam en kostte veel tijd.
De enige krachtige machines waren stoommachines, maar die waren groot, zwaar en duur en vereisten veel personeel voor bediening en onderhoud. Een soortgelijk probleem bestond bijvoorbeeld voor havenkranen, die alsmaar grotere lasten moesten verplaatsen. De oplossing die werd gekozen was gebruik te maken van het waterleiding-netwerk dat juist in die tijd werd aangelegd. In dit netwerk stond het water onder druk en die druk kon gebruikt worden om machines in beweging te brengen.
Onder leiding van de directeur van Gemeentewerken G.J. de Jongh zijn een aantal baculebruggen in de stad tot stand gekomen die met dit principe werkten. De enige die nog bestaat, is de Spanjaardsbrug over het Haringvliet, die enkele jaren geleden gerestaureerd is. Daarbij is het bewegingsmechanisme hersteld.
Bij het Entrepot-gebouw waren hijskranen geïnstalleerd die op waterdruk werkten. Het Maritiem Museum beschikt nog over een kraan op waterdruk; deze is te vinden in het buitenmuseum aan de Leuvehaven.
Tegen het einde van de 19e eeuw niet lang na het gereedkomen van de bovengenoemde bruggen, waren electromotoren zo ver ontwikkeld dat ze voor allerlei praktische toepassingen bruikbaar werden; niet alleen voor bruggen en kranen, maar ook b.v. voor stadstrams. Deze waren veel handiger. Daarom zijn er naderhand geen bruggen op waterdruk meer gebouwd.
bron: Spanjaardsbrug, een technisch monument in Rotterdam. ISBN9070718049
door: Nico Booij